Istanbul

28 april 2008 - Istanbul, Turkije

“Gel, gel! Come in, look!” De ober wenkt me naar binnen. Ik heb geen keus, ik moet blijkbaar binnen iets komen bewonderen. Hij had me zien bladeren in De brug, het boekenweekgeschenk van Geert Mak over de Galatabrug. Het beduimelde exemplaar had op het tafeltje naast het mijne gelegen. Nieuwsgierig had ik het gepakt en er in gebladerd. De onbeschreven bladzijden en de marges stonden vol met loftuitingen en andere opmerkingen van bewonderaars. De meeste in het Nederlands, een enkele in het Turks.mak
"Look here!”
Ik stap het barretje binnen. Aan de wand hangt een ingelijste omslag van het boekwerkje. In dezelfde lijst ook een grote poster van de schrijver en een door hem handgeschreven aanbeveling.
“Nice!”
Voor de vorm maak ik enkele foto’s.
“You know him?”, vraag ik.
“Yes, yes! I know him. Always sitting here.”
Hij wijst naar een stoel, buiten op het terras.
“Nice man?” Nieuwsgierig kijk ik hem aan.
Hij zegt niets, maar trekt een grimas en strekt zijn armen met open handpalmen. Zo’n typisch Turks gebaar waar je alle kanten mee op kunt. Hij kijkt wel uit om iets te zeggen wat hem klanten kan kosten. Hij kent mij niet en weet niet of ik een bewonderaar of een criticaster van de schrijver ben. Verstandig om je dan maar op de vlakte te houden.
Toch kan ik me wel voorstellen dat hij onze literator maar een vreemde snuiter vindt. Wie gaat er nu dagen achtereen het dagelijks leven op een brug observeren? Wat is daar nu aan? Heeft hij niets beters te doen?

emininonuIk begrijp Mak wèl. Het echte Istanbul zie je niet, proef je niet, voel je niet als je alleen de highlights afloopt. Het echte Istanbul zijn de mensen die de stad bevolken. Die de stad zijn leven geven. Om Istanbul te begrijpen, moet je de stad aan je voorbij zien trekken, de rituelen leren herkennen, het alledaagse ritme voelen. Of de Galatabrug daar de meest uitgelezen plek voor is, weet ik niet. Hier zie je vooral de toerist en de Turk, die voor zijn inkomen afhankelijk is van die toerist. En hoeveel het er ook zijn, die toeristen, hun aantal is verwaarloosbaar klein in de zesde stad van de wereld, met zijn zestien miljoen inwoners.
Toch wil ik proberen, om net als Mak, een inkijkje te krijgen in het echte Istanbul. Maar dan in vijf dagen...

Tja, in vijf dagen, waarvan er ook nog eens twee weggevlogen worden. Dat lijkt een onmogelijke opgave. Dat is het ook.Als je zoals ik voor het eerst in Istanbul bent, dan ben je eigenlijk wel verplicht om de grote attracties af te lopen. Je kunt thuis toch niet zeggen dat je in Istanbul geweest bent en het Topkapi of de Haghia Sofia maar overgeslagen hebt. Toch neem ik mij voor om de stad zoveel mogelijk vanuit de mensen te beschouwen, te beginnen in het Topkapipaleis.

De Efteling. Daar doet het me aan denken. Ik zal niet de eerste zijn die deze vergelijking maakt. Maar hij dringt zich zo sterk op, dat ik hem wel moet maken. De topkapioude Efteling zoals Anton Pieck hem heeft bedacht. Met lieflijke torentjes en poorten, begroeide muren met kantelen en sprookjesachtige hofjes en binnenplaatsen. In plaats van de knappe prins is hier sprake van een sultan, de boze stiefmoeder is vervangen door de valide-sultan, de dwergen door de eunuchen. Maar ook de schreeuwende kinderen en wachtrijen voor de ingangen doen denken aan 's lands grootste attractiepark. Het ruikt er alleen niet naar patat of pannenkoeken.

harem2Ik schuifel met de meute mee door de harem.  Het meest verboden deel van het paleis. Indrukwekkend. Zeker als je bedenkt dat hier, ten tijde van het Ottomaanse rijk, geen mannen werden toegelaten, op de sultan en een beperkt aantal je-weet-wel-mannen na. Hoe bevoorrecht zijn wij mannen nu, dat we zij aan zij met het andere geslacht deze ruimtes mogen bezoeken. Of zijn we stiekem alleen maar jaloers op die sultans van weleer.

Alle belangrijke vertrekken worden door de massa bezocht. Op de halfoverdekte binnenplaats ga ik even zitten op een trapje. Even de ergste drukte aan me voorbij laten trekken, in de (ijdele) hoop dat het daarna wat rustiger wordt. Een grote groep kinderen trekt aan me voorbij. Keurig in schooluniform, in tweetallen hand in hand, gezellig keuvelend en zo te zien ook nog oprecht geïnteresseerd. De meester loopt er met de handen op de rug rustig achteraan. keurig in de rijHij maakt zich, zo te zien, geen zorgen over het gedrag van zijn leerlingen. Ik wil de vergelijking met Nederland niet maken. De opmerkingen zijn te voor de hand liggend en eigenlijk niet terecht. Onze volksaard verschilt teveel.
Toch valt het me op dat er zoveel Turkse schoolreisjes zijn naar dit paleis. Scholen uit Ankara, Bursa en zelfs Kayseri. Niet bepaald wat je om de hoek noemt.

Behalve schoolkinderen worden ook de toeristen met busladingen aangevoerd. Dagtripjes, maar ook meerdaagse reizen doen het paleis aan. Met name Japanners, Koreanen en Chinezen doen alles in groepsverband. Op de één of andere manier vind ik dit altijd een koddige aanblik geven. O zo stereotiep. De alles fotograferende oosterling in bijna uniformachtige kledij. Ze vragen er bijna om om bespot te worden. Maar ach, zij zullen ons waarschijnlijk net zo belachelijk vinden. 's Lands wijs, 's lands eer.

Spanjaarden, veel Spanjaarden valt me op. Aan het uiterlijk te zien niet onbemiddeld en hoger opgeleid. Man en vrouw van middelbare leeftijd, smaakvol gekleed en gekapt, elkaar voorlezend uit een omvangrijke reisgids, goedkeurend knikkend en met elkaar discussiërend over de architectonische vormgeving van de harem. Ik aanschouw ze vol bewondering. Dit is de intellectuele upperclass. Hoewel ik zelf ook hoger opgeleid ben, vraag ik me toch voornamelijk af hoe die sultan dat allemaal deed met meer dan 1000 concubines. Liep hij regelmatig, slechts gekleed in zijn tulband, zijn lievelingsbijzit achterna onder het geroep van: ik zal je pakken? Of was hij de overvloed aan vrouwelijk schoon zo zat, dat hij zich maar liet bedienen door kocek-dansers, een ander soort je-weet-wel-mannen.

Plotseling kom ik tot mijn schrik erachter dat ik mijn mobiel niet meer in mijn broekzak heb zitten. Bestolen! Dat is het eerste wat ik denk. Het zweet breekt me uit. Ik probeer de laatste uren te reconstrueren. Al snel kom ik tot de conclusie dat ik al mijn metalen voorwerpen, waaronder mijn mobiel, bij de controle bij de ingang in een schaaltje heb gelegd. De controle bij het Topkapipaleis is net zo streng als op Schiphol. Men neemt geen enkel risico.
Ik spoed mij terug naar de ingang. Maar niemand kan zich herinneren een mobiel gevonden te hebben. Net wat ik dacht. Maar vraag het even bij de toegangskaartjescontroleur, oppert één van de controleurs nog. Tegen beter weten in loop ik naar het hokje waar een man achter glas mij wat verveeld ogend aankijkt. Of hij mijn mobieltje heeft gezien? Hoe ziet hij er uit? Zwart met een klepje, een Nokia. Deze soms? Ja, dat is ‘m! Mijn vertrouwen in de mensheid heeft weer een enorme boost gekregen.

Nu ik toch weer bij de ingang sta, gebruik ik hem maar als uitgang. Door de enorme hoeveelheid adrenaline die door mijn lichaam giert als gevolg van het afwezig zijn van mijn mobiel, heb ik geen rust meer in mijn hoofd. Het culturele erfgoed van Turkije kan me even gestolen worden. Ik moet even lopen, even m'n overtollige energie kwijtraken.

Zo kom ik dus op de Galatabrug en vlei me even neer op het terras van het Galata-café.galatabrug

Na de ober beloofd te hebben om voor mijn vertrek nog eens te komen eten in het Mavi-restaurant van de buurman (zijn neef? zijn broer? of hijzelf?), slenter ik door de straatjes ten noorden van de Gouden Hoorn richting Galatatoren. Een herkenbaar, maar ook verrassend stukje Turkije. Zoals in zoveel Turkse steden het geval is, worden de straatjes ook hier gevuld met winkeltjes van dezelfde soort. Zo is er een straatje waar allerlei dingen van blik te koop zijn, een straatje met bloemen, een straatje met trouwkaartdrukkerijen, maar er zijn ook straatjes met satelietschotels, autoveren of kogellagers. Makkelijk toch, voor als je eens een kogellager nodig hebt. Je hoeft niet de hele stad door voor de beste prijs.
Onwillekeurig doet het me denken aan de Ketelstraat, de Weverstraat en de Bakkerstraat bij mij thuis. Wij hadden dat vroeger ook. Het bakkersgilde zat in de Bakkerstraat en hield mekaar in de gaten. Zo zorgden ze ervoor dat er een constante kwaliteit was en een vaste, redelijke prijs. Ik vraag me af of het kogellagersgilde ook van dergelijke afspraken kent.

Na een fikse klim kom ik uit op de Istiklal Caddesi, de P.C. Hooftstraat van Istanbul, waar ik meteen geconfronteerd wordt met het beroemde trammetje dat naar hetistiklalTaksim-plein rijdt. Onder luid gerinkel kruipt het door de winkelstraat.

De Istiklal zou niet misstaan in menige westerse metropool. Alle grote modehuizen zijn vertegenwoordigd, nog aangevuld met Turkse kledingmerken, die ondertussen al een aardig plekje hebben veroverd in de modewereld. Verder kan je hier alles kopen wat je hartje begeert mits je portemonnee het tenminste toelaat.

Ik drink even een kopje koffie in één van de vele horecagelegenheden in en rond Istiklal en laat dit stukje Istanbul even op me inwerken. Winkelend publiek is universeel. De één heeft haast, een ander is een dagje uit. De één moet wat kopen, de ander winkelt. Een meneer in z'n uppie, drie gezellig kwetterende dames van in de dertig. Niets ongewoons, net als thuis. Slechts de mediterrane huidskleur doet vermoeden dat je niet in West-Europa bent. En nagenoeg geen hoofddoekjes, valt me op. In ieder geval veel minder dan in Amsterdam.

"Kurds. They Kurds". Achmed laat er geen misverstand over bestaan. Die met die hoofddoekjes zijn Koerden, die de laatste jaren in grote getale naar Istanbul zijn gekomen. En Achmed kan het weten. Hij is een echte Istanbulu. Op het Taksimplein kruip ik wat vermoeid bij hem in de taxi. "Naar de Hypodrome".

De auto trekt op, maar staat na 200 meter al vast in file. We doen er uiteindelijk meer dan een uur over de afstand die ik vandaag op m'n gemakkie heb bewandeld. Gelukkig heeft de auto een kilometermeter en geen tijdmeter.

Achmed klaagt de hele weg in gebrekkig maar begrijpelijk Engels. De Koerden verpesten Istanbul. Met hun ouderwetse en nogal orthodoxe opvattingen willen ze de stad weer terug naar de tijd van het Ottomaanse rijk brengen. Dat is voorbij, Istanbul is een moderne stad. Moderner dan Parijs en Londen samen. Volgens Achmed dan. En die domme boeren uit het oosten willen dat nu weer terugdraaien. "They must go back to their own land!", moppert hij. Waar heb ik dat meer gehoord?

Het is zaterdag. De zon schijnt. Een mooie dag om naar het Aziatische deel te gaan. Op de kade bij Eminönü, bij de monding van Gouden Hoorn in de Bosporus, vertrekken de boten naar de overkant. Ik kan kiezen: naar Űsküdar, naar Harem, naar Haydarpașa, naar Kadiköy, naar Bostancı of naar de Prinseneilanden. Het is een vapurkomen en gaan van ferry's en ik kan de verleiding niet weerstaan om hier even een uurtje in de ochtendzon de drukte te aanschouwen. Maar dan moet ik toch maar een keus maken. Het reisgidsje wat in mijn jaszak past beveelt Kadiköy aan. Vooruit dan maar. Een muntje kopen bij de kassa en daar gaan we dan.

De boot is tjokvol (hé, toch een Turks woordje in onze taal?). Ondanks de twee bruggen die het Europese met het Aziatische deel van Istanbul met elkaar verbinden, gaan nog steeds heel veel mensen gewoon met de boot. Een snellere en goedkopere manier dan met de auto.

We varen de Gouden Hoorn af in zuidelijke richting de Bosporus op. Het Topkapi blinkt in het nog wat waterige ochtendzonnetje. Voor de boot vaart een groot zeeschip op weg naar verre havens, begeleid door tientallen meeuwen. Ook onze boot heeft zo'n escorte. Dit is toch wel één van de bekoringen van Istanbul: het water met zijn bedrijvigheid. Ik geniet met volle teugen.

Vlak voor aankomst in Kadiköy passeren we het grote treinstation van Haydarpașa. HaydarpaşaHet ziet er eerder uit als een paleis of een statig hotel. Een vergelijking met het centraal station in Amsterdam dringt zich op. Hier stapten vroeger de mensen die met de Orient-express waren gekomen van de boot om hun treinreis in Azië te vervolgen. Ook nu nog is dit het  beginpunt van alle treinreizen naar het oosten.

Daar sta ik dan. In Kadiköy. En wat nu? Mijn ervaring heeft me geleerd dat de weg naar het doel vaak interessanter is dan het doel zelf. Dus stel ik me maar een doel. In deze wijk is het stadion van Fenerbahçe. Als voetballiefhebber is het aanschouwen van het stadion van een grote club altijd iets bijzonders. Dus, vooruit met de geit. Richting Şükrü Saracoğlu Stadion.

Met het beknopte kaartje uit mijn gids in de hand ben ik al snel de weg kwijt. En mijn nog beperktere Turks helpt ook niet echt mee om de juiste weg te vinden.. Tja, die buitenlanders die Turks proberen te spreken, zijn niet te verstaan, maar ze zullen wel op koopjes uit zijn. Dan zullen we ze wel even de goede weg wijzen. Daardoor word ik al vrij snel doorgestuurd naar het centrum van Kadikoy

Het centrum is een kleurrijke buurt met vele winkels en winkeltjes en evenzoveel restaurantjes. Ik slenter door de straatjes, bewonder het fruit en de vis, zwaai naar de schoenpoetser die denkt aan mijn linnen stappers wat te kunnen verdienen. Hier geen buitenlanders, er zijn hier tenslotte geen bezienswaardigheden van enige betekenis. En dat maakt het juist zo....bezienswaardig! Het leven van alledag is toch eigenlijk het leukste wat er te zien is. Maar in plaats van even te gaan zitten, ga ik toch maar op zoek naar dat stadion. Ik beperk me maar tot "Fenerbahçe" bij het vragen naar de weg en dat helpt. Na een klein halfuurtje sta ik dan oog in oog met deze voetbaltempel, 

Fenerbahcewaar elke twee weken zo'n 50.000 knotsgekke Turken uit hun dak gaan en waar Pierre van Hooydonk misschien wel zijn mooiste voetbaltijd gehad heeft.

Het stadion ligt wat verscholen in de wijk en is bovendien niet open voor bezichtiging. 't Is maar goed dat ik het doel niet zo belangrijk vind. In tegenstelling tot Pierre.

Ik slenter in zuidelijke richting door een parkje, waar een enorme bedrijvigheid heerst. Op deze mooie voorjaarsdag lijkt iedereen wel buiten te zijn. Uiteindelijk kom ik weer bij de Bosporus uit. Of eigenlijk is dit al de zee van Marmara. In de verte ligt de jachthaven van de wijk Fenerbahçe. Het wit van de boten is zelfs op deze afstand oogverblindend.

Voor me ligt een piepklein eilandje, dat door een smalle pier met het vasteland verbonden is. Op het eilandje staat (hoe kan het anders) een restaurant met een terrasje. Meer ruimte is er niet. Met het heerlijke zonnetje, de bootjes en het prachtige uitzicht op de Prinseneilanden kan ik de verleiding niet weerstaan. Ik kijk rond of er modaeen plekje vrij is. Als ik in de richting van een bankje kijk, dat lekker beschut tegen de muur van het restaurant staat, schuiven de mensen die er al op zitten wat op. Er wordt gebaard, kom zitten. Iedereen mag blijkbaar zijn deel hebben op deze prachtige dag. Na een uitvoerig teșekür ederim nestel ik me op de bank en begin me meteen af te pellen: van deze zon moet zoveel mogelijk huid mee genieten.

Ik word uit mijn gesoes gewekt door een ober die mij vriendelijk aan mijn schouder schudt. Of ik wat wil eten? Ach waarom niet!

Een dik uur later wandel ik langs de Bosporus terug naar de ferry. De weg bevindt zich zo'n tiental meters boven het water en de strook tussen de weg en de steile afgrond is het domein van de theetuinen. De bladloze bomen laten voldoende zon door om de bezoekers optimaal te laten genieten van hun drankje. Het is dan ook druk. Heel druk, maar wel gezellig druk. Gezinnen zitten in een ruime kring en lijken een verjaardag te vieren. Oude mannen spelen triktrak, kinderen rennen van hun ouders naar de theetuinspeeltuin aan de andere kant van de straat. En langs die straat een rij stalletjes met speelgoed, sieraden en snuisterijen, waarlangs voornamelijk vrouwen en kinderen in alle rust de handelswaar keuren. Iedereen lijkt er van doordrongen dat dit een hele mooie dag is, die je niet zomaar voorbij kunt laten gaan. Hier moet je van genieten. En dat kunnen ze hier. Men neemt er hier nog de tijd voor. Dat moet ik ook maar eens doen.

Toch valt dat niet mee. Onthaasten doe je niet in één dag. Van binnen komt dan ook het gevoel dat je duidelijk maakt dat je verder moet. Er is nog meer te ontdekken, nog meer te zien. Nou, dan gaan we maar weer. Maar het beeld van die schijnbaar zorgeloze mensen, die genieten van het hier en nu is wel het beeld dat de meeste indruk op me zal maken in Istanbul. Deze oase van rust en tevredenheid in één van de meest hectische en kleurrijke plekken ter wereld. Hier zou ik willen wonen.

Zondag is de beste dag voor de Bosporus. En zondag is ook de meest zonnige dag van mijn verblijf. Fout, fout, fout.

Ten eerste heeft de zon al haar kruit al op zaterdag verschoten. Een onvergetelijke zaterdag, wat mij betreft. Maar daar heb je zondags weinig meer aan. De zondag waarop je je verheugde, waarop je de hele dag met de kop in de zon naar dolfijnen wilt zoeken en wilt genieten van de prachtige yali's aan de waterkant. Soms is die naam zondag zo in tegenspraak met zichzelf. Maar ja, sommige zaken kun je wel plannen en andere niet.

Ten tweede is zondag de dag waarop ook het Turkse gezin op pad gaat. Tel daarbij op dat mijn gidsje me adviseerde om de lijndienst over de Bosporus te nemen, want dat is veel leuker en goedkoper. Bovendien vaart die boot, in tegenstelling tot de rondvaartbootjes, door tot aan de Zwarte Zee. Maar juist op zondag neemt dus ook half Istanbul die boot.

Maar ja, dat heb ik pas door nu ik al op de boot zit. Alle beschikbare zitplaatsen zijn al bezet. Zelfs op plekken waar je geen zicht meer hebt op het water of de oever heeft men zich geïnstalleerd. Ik vind nog een plekje op een tros touw. Ik neem het risico maar op een smerige jas en realiseer me dat deze zitplaats een tijdelijk karakter kan hebben als we onderweg aan deze kant aanmeren.

Dan vertrekken we. We varen langs het Dolmabahcepaleis, onder de twee bruggen door, terwijl we met zekere regelmaat even afmeren om mensen af te zetten dan wel mee te nemen. Vandaag is dat meer voor de vorm en de dienstregeling, want nagenoeg niemand stapt op of af. Vandaag gaat iedereen mee naar het eindpunt. Vandaag is een dagje uit. Mijn hoop op een zitplaats die vrijkomt omdat iemand afstapt, vervliegt met iedere stop. Als pleister op de wonde wordt mijn kluwen touw niet gebruikt. Ik begin me al aardig thuis te voelen op mijn nestje.

Ondanks deze tegenvallers is de tocht fantastisch. Net na de Sultan Mehmetbrug komt een kleine school dolfijnen boven water. Op zo'n dertig meter van de boot zwemmen ze een tijdje met ons mee. De toeristen aan boord zijn opgetogen. Enthousiast wijzen ze in de richting van de flippers. Overhaast worden fototoestellen en filmcamera's te voorschijn gehaald. De dolfijnen blijven langszij zwemmen totdat iedereen zijn foto's heeft kunnen maken. Behalve ik. Ik neem niet eens de moeite om mijn toestel te pakken: ze zijn toch al weg als ik ze wil fotograferen. Als ik dan uiteindelijk toch besluit om het toch maar te proberen, zijn ze ineens verdwenen. Krijg ik toch gelijk.

Mijn Turkse bootgenoten kijken niet op of om. Hun meegebrachte etenswaar is veel interessanter dan de dolfijnen en vergt al hun aandacht.

Na het middaguur komen we aan het eind van de eerste helft van de reis. Anadolu Kavağı ontwaakt. Het kleine vissersdorpje leeft helemaal van de ferry. Zeker op zondag. Het dorpje telt voor je gevoel louter visrestaurantjes. De bedrijvigheid is groot, maar niemand maakt aanstalten om klanten binnen te halen. Die klanten lopen als een kudde geiten het dorp weer uit en beklimmen de berg achter het dorp. Boven het dorp zijn de restanten van een burcht te vinden, die blijkbaar eerst bezocht dient te worden anadolu kavagivoor je aan kunt schuiven voor een maaltijd. Ik volg slaafs mijn medereizigers terwijl ik in mijn gidsje probeer te achterhalen wat de geschiedenis van die burcht is. Byzantijns staat er bij. Meer niet. Nou, da’s pas zinvolle informatie.

Boven gekomen kan de ruïne me gestolen worden. Ten eerste ben ik buiten adem van de klim en ten tweede ook nog eens ademloos door het uitzicht. Ik ga op een byzantijns muurtje zitten bijkomen en neem het uitzicht in me op. Ten noorden van deze plek verbreedt de Bosporus zich tot Zwarte Zee. Twee tankers in de verte lijken daar voor anker te liggen, maar een wit spoor verraadt dat ze zich wel degelijk verplaatsen. Ten westen en zuiden van mijn uitzichtspunt kronkelt de Bosporus zich als een brede rivier door het berglandschap. Ook hier zijn grote zeeschepen te zien, die door het perspectief wel zichtbaar bewegen. Het uitzicht verandert niet veel, maar toch zie ik steeds weer iets nieuws. Echt imposant.

Zo imposant zelfs, dat ik pas laat in de gaten heb dat de meeste dagjesmensen alweer naar beneden zijn gegaan. Ik merk dat ook mijn maag bezwaar begint te vismaken en daal af naar het dorp. Daar is La grande bouffe begonnen. Overal zitten mensen te eten. Vis, vis en nog eens vis. Oh ja, en ook inktvis. Gepaneerd, gefrituurd en overheerlijk. Voor een habbekrats een menu met een drankje. Wil je wat anders dan kan dat ook, zolang het maar vis is. Nee, dat is niet helemaal waar, maar je moet er wel je best voor doen.

Alles is afgestemd op de vertrektijd van de boot. Zo gauw er alleen nog maar graten op de borden liggen, begint de meute zich richting ferry te begeven.

Eenmaal aan boord zoekt iedereen zijn plekje weer op. Ook ik nestel me met een volle buik weer in mijn kluwen. En terwijl de boot rustig richting Istanbul vaart, daalt er een zekere rust en tevredenheid neer over de opvarenden. De zeelucht en het gestamp van de boot doen de rest.

Laatste dag alweer. Nog effe de Haghia Sofia, wat cadeautjes voor het thuisfront halen in de Grote Bazaar (waarom zou je die eerder kopen, dan mis je toch die heerlijke stress van het laatste moment) en tot slot nog even op een bankje bij de Hypodrome en onder het genot van een heerlijke döner nog even gniffelen om die gekke Japanners. En dat weer in een heerlijk zonnetje. Wat voor een dag is het vandaag? Tja, je raakt met de dagen in de war als je plezier hebt.

Foto’s

2 Reacties

  1. Mieke:
    3 maart 2013
    Hoi Ron,

    Net je beide blogs gelezen en er enorm van genoten!!! Ik had het gevoel weer even in Dalyan en Istanbul te zijn, heerlijk!! Ik zie uit naar nog meer.....

    Groetjes, Mieke
  2. Annelies:
    4 maart 2013
    Wauw.....weer zo'n mooi verhaal. Heerlijk idee dat we deze stad binnenkort een hele week gaan beleven . Ron, ga vooral door met het schrijven van dit soort verhalen. We genieten er van!