Eğirdir

21 april 2013 - Egirdir, Turkije

‘Allah’s appendix.’
Müslüm glimlacht en knikt. Hij is even bij ons komen zitten. Hij herkent de vergelijking, waarschijnlijk heeft hij hem vaker gehoord.
‘Als hij maar niet wordt weggehaald,’ grapt hij terug. Maar daar is hij niet echt bang voor. De blinde darm van Eğirdir is daarvoor veel te gezond.

Het doet inderdaad veel aan een wormvormig aanhangsel denken, het schiereiland van Eğirdir. Als je met Google Earth inzoomt op het gelijknamige meer, dan valt de De landtongmerkwaardige vorm meteen op. Het heeft ook iets aantrekkelijks. Een meer, water in het algemeen, trekt altijd, zeker in de vakantie. Maar een recht-toe-recht-aan-kustlijn is wel een beetje saai en dit streepje land, dat zo eigenwijs het vierde meer van Turkije insteekt, oogt wel heel bijzonder. Een reden voor een bezoek.

Zo’n dertig kilometer ten oosten van Isparta, de hoofdstad van de gelijknamige provincie en zo’n 200 kilometer ten noorden van Antalya, ligt Eğirdir. Het 19.000 inwoners tellende stadje heette vroeger Eğridir, naar het Griekse Akrotiri, wat zoveel als kaap betekent. De Turkse afleiding betekent o.a. oneerlijk en dat is niet bepaald een associatie waar de inwoners blij mee waren. Een simpele omzetting van twee letters gaf de stad in de tachtiger jaren van de vorige eeuw een vriendelijkere naam, namelijk Eğirdir, dat een verbuiging is van het werkwoord spinnen. Dit past goed bij de plaatselijke legende over de tijd dat er nog geen meer was. Een lokale prins was op jacht, terwijl zijn moeder aan het spinnen was. Hij schoot op een hert, maar miste. Zijn pijl sloeg in een rots, waaruit een stortvloed van water kwam. De prins verdronk en het meer werd gevormd. In al haar verdriet kon de moeder van de prins daarna enkel nog maar spinnen.

‘Eigenlijk is het helemaal geen schiereiland.’ Müslüm is van de tafel afgegleden waar De dam naar Yeşiladahij op zat en begint die te dekken met bestek. ‘Het zijn twee eilandjes die met elkaar zijn verbonden door een dam. Vroeger waren het wel eilandjes. Het water stond ook hoger. Op het verste eiland, Yeşilada (het groene eiland), woonden tot 1923 Griekse Turken. Of Turkse Grieken.’  Hij lacht even terwijl hij de peper- en zoutvaatjes op de tafels zet. ‘Die zijn allemaal weg. Terug naar Griekenland. Nou ja, terug… ze woonden hier al meer dan 500 jaar.’

We waren net terug van een wandeling naar het groene eiland. Dat is zo’n beetje het eerste wat je doet als je aankomt in Eğirdir. Halverwege de dam naar Yeşilada kom je langs Canada, een lommerrijke picknickplaats waar kokende samowaars aangeven Samowaarsdat de thee klaar staat. De naam is geen verwijzing naar het land in Noord-Amerika; can betekent in het Turks leven, ziel of geliefd en ada eiland. En geliefd is dit eiland; dat blijkt wel uit de drukte.
De hoeveelheid auto’s geeft aan dat zelfs op deze doordeweekse dag dit een geliefde plek is voor de inheemse bevolking. Hartje zomer, in de schaduw en met een heerlijke bries die van over het water komt en verkoeling brengt. Een betere plek is er niet.

Op Yeşilada liggen pensionnetjes en restaurants met aan de overzijde van de weg hun terrasjes langs de waterkant. Het vele groen, waar het eiland zijn naam aan te danken heeft, zorgt voor natuurlijke schaduw en de vele stokrozen voor de nodige kleur.Terrasje op Yesilada
Een paar straatjes lopen naar het midden van het eiland. Dat ligt wat hoger en moet natuurlijk de plaats zijn waar de belangrijke gebouwen ooit stonden. Eén daarvan blijkt een kerkje te zijn. De Ayastaphanos, de kerk van de heilige Stephanus, is wel wat vervallen, maar is onmiskenbaar een overblijfsel van de Griekse aanwezigheid. Ook de oude, bruinhouten huizen getuigen daarvan. Hoewel ze er net als de kerk wat vervallen uitzien, zijn velen nog bewoond. Er hangt eenzelfde serene rust als die ik nog ken van zonnige Nederlandse zondagen in de jaren zestig. Nauwelijks verkeer of andere bedrijvigheid, tjilpende mussen. Iedereen leek toen gehoor te geven aan het Bijbelse voorschrift dat die dag een rustdag hoort te zijn. Maar dit is moslimgebied en bovendien is het woensdag. En sommige zaken zijn blijkbaar universeel.

Charly'sCharly’s, het pension dat Müslüm samen met zijn compagnon Ibrahim runt, ligt aan het begin van de landengte, dichtbij de otogar, de markt en de binnenstad. Een plek waar we ons snel prettig voelen.
Dat ligt niet in de laatste plaats aan de gastvrijheid van onze gastheren. Net zoals onze ervaring ook elders in Turkije, doen ook deze mannen er alles aan om je je thuis te laten voelen in hun pension. Het is bepaald geen vijf-sterren optrekje, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door veel authenticiteit en sfeer. Toch zijn alle belangrijke voorzieningen aanwezig die westerse reizigers in Turkije op prijs stellen: een goed, schoon bed, een warme douche, wifi en airco, hoewel dat laatste, zelfs hartje zomer,  maar weinig nodig is in Eğirdir. Maar het belangrijkste is wel dat het pensionnetje doordrenkt is van warmte en gezelligheid. Je voelt dat al meteen als je binnenkomt.

Eğirdir zelf heeft eigenlijk maar weinig te bieden. Een moskee, met ’s werelds enige Minaretpoort‘walk-through-minaret’, wat restanten van een Lycisch kasteel en een paar tombes van Turkse mystici zijn de oogst van een cultureel toertje door de stad. De markt op donderdag en die van de pinar pazari, een markt die van eind juli tot oktober al meer dan 800 jaar gehouden wordt ten zuiden van het meer, geven nog wat kleur. Het orthopedisch ziekenhuis, door de plaatselijke bevolking het bottenhospitaal genoemd, is een begrip in het hele Midden-Oosten. Maar niet echt een plek om zonder reden naar toe te gaan. En hoewel het stadje aan een wonderschoon meer ligt, is daar nauwelijks activiteit te bespeuren. De enorme plas water ligt er ogenschijnlijk verloren bij, nauwelijks een boot of zeilplank te zien. En dat Rondvaart op het meerterwijl het meer er bij uitstek geschikt voor lijkt. Aangenaam helder water en vaak een lekkere bries. Maar voor Turken is watersport niet echt een eerste levensbehoefte en westerse toeristen zijn er te weinig om een echt rendabel verhuurbedrijfje te beginnen. Hoewel, fietsen kun je er wel huren. Ibrahim merkte dat daar wel behoefte aan was en heeft er een aantal klaar staan voor zijn gasten. Uiteraard tegen betaling, want er moet brood op de plank.

Dat fietsen zal trouwens niet voor iedereen een onverdeeld genoegen zijn. De omgeving van Eğirdir is nogal bergachtig en enkel langs de oevers en ten zuiden van het meer is het redelijk vlak. De echte mountainbiker kan hier wel aan zijn trekken komen.

Maar gelukkig is het water van het meer voor meer dingen geschikt dan alleen varen. Zwemmen bijvoorbeeld. Hartje zomer is het een genot om een duik te nemen in het Overvol strandblauwe nat. Behalve futen kom je verder niet veel zwemmers tegen. De Turken zelf maken gebruik van het strand bij de stad. En verder dan stadiep komen ze meestal niet. Waar wij Nederlanders bij wijze van spreken al in de baarmoeder leren zwemmen, zo zal de gemiddelde Turk die kunst nooit machtig worden.

Bij ons pensionnetje ligt een rustig kiezelstrandje waar behalve de gasten zo af en toe ook een Turks gezinnetje neerstrijkt. Vader, moeder, opa, oma, tantes en een horde kinderen. Gezeten in de schaduw van de bomen wordt een kleedje uitgespreid, waarop Picknick aan het meermen vervolgens allerlei lekkers uitstalt. Pas tegen het vallen van de avond worden de spulletjes weer opgeruimd. Er wordt echt de tijd genomen voor zaken die men belangrijk vindt. Ooit zei iemand tegen me: westerlingen hebben horloges, de Turken hebben de tijd. Hier geldt dat nog, maar het land verandert snel.

Op het terras van Charly’s pansiyon neemt een jong stel plaats aan één van de tafels. Rood verbrande gezichten, trekkingbroeken en bergschoenen en overduidelijk landgenoten. Op de één of andere manier zijn we altijd herkenbaar voor elkaar.Ibrahim heeft net de barbecue aangemaakt voor het avondeten en loopt even bij ze langs. Of alles goed was gegaan en of het koud was. Met flarden komt het gesprek over. Het stel heeft gewandeld.
Ibrahim wijst naar de hoge berg ten westen van het stadje. ‘Ze zijn daar bovenop geweest,’ zegt hij tegen ons. ‘ Jullie Nederlanders zijn een gek volk. Altijd willen jullie boven op die berg staan. Waarom?’
‘Omdat we ze zelf niet hebben?’ probeer ik. Ibrahim lacht. Ook het jonge stel lacht.
‘Hoelang hebben jullie erover gedaan?’ vraag ik in het Nederlands.
‘We zijn drie dagen weggeweest.’ Ze kijken niet verbaasd. Ook zij

Ibrahim met barbecue hebben aan ons gezien dat we meer gemeenschappelijk hebben dan alleen onze vakantiebestemming. Ze vertellen dat ze in drie dagen tijd niet alleen op de berg hebben gestaan waar we vanuit het pension tegenaan kijken, maar ook op de Davraz dağı, de 2635 meter hoge berg tussen Isparta en het meer. Ze hebben onderweg geslapen in een tentje. Dat was ’s nachts nogal fris. En overdag nogal heet, mede door het feit dat ze de verkeerde afdaling hadden genomen en op een militair oefenterrein waren terecht gekomen, waar bovendien nog de nodige actie was. 

Ze vertellen vol enthousiasme over de routes die ze tot nu toe hebben bewandeld. Eğirdir ligt namelijk op de St. Pauls Trail, een trekkingroute van Perge of Aspendos, vlakbij Antalya naar Yalvaç, ten noordoosten van het meer. De trail bestaat pas sinds 2008 en is ruiger dan de bekendere Lycian Way, die van Antalya naar Fethiye loopt. Het is niet zo zeer de route die de apostel gelopen zou hebben, maar het moet wel een indruk geven van het landschap dat de heilige destijds gedurende zijn tocht door Klein-Azië heeft aanschouwd. Maar tevens is het een poging om wat meer toerisme in deze streek te brengen.

Langzaam valt de duisternis over Eğirdir en het meer. Onze gesprek is zeer onderhoudend, mede door het koude bier wat Müslüm heeft gebracht. Hij voelde wel aan dat dat een welkome aanvulling zou kunnen zijn. Ibrahim staat ondertussen weer bij de barbecue, de vissen moeten erop. Hij is stilletjes weggelopen nadat hij ons met elkaar in contact had gebracht. Niet alleen goed gastheerschap, ook slim ondernemerschap: gasten die zich met elkaar vermaken, komen misschien terug, maar zullen in ieder geval anderen enthousiast over deze plek vertellen.

De Davraz Dağı is zomers dus een plek voor wandelaars. ’s Winters is het een alleraardigst skigebiedje met vijf liften. En het hele jaar en met name ook in de winter, het oefenterrein van de elitetroepen van het Turkse legers, de commando’s. Misschien zou je ze ook alpenjagers kunnen noemen, vanwege de specifieke bergtraining die deze jongens krijgen. Leuk om te zien hoe ze getraind worden in het kletteren. Niet naar beneden vallen, maar, zoals de betekenis van dit germanisme luidt, omhoog klimmen. Het trainingscentrum ligt voor een deel aan de rand van het dorp, zodat je er ondanks de afzetting toch een blik op kunt werpen.
Vlak voor je  Eğirdir vanuit Isparta binnenrijdt zie je recht de lijfspreuk van het corps. Met gekalkte stenen staat er Güclüyüz Cesuruz Hazırız op de berg geschreven. Ten noorden van de stadWij zijn sterk, wij zijn dapper, wij zijn klaar. Zelfs met Google Earth is het zichtbaar. De legerbasis bevindt zich in de stad en met name op zondag zie je groepjes jongens paraderen over de dam naar Yeşilada. Keurig, kortgeknipte jonge kerels, die in het stadje weinig ander vertier hebben dan wandelen. Disco’s en dames van lichte zeden hebben we er niet gezien. Grappig ook is dat de souvenirs in de stad op de Souvenirsaanwezigheid van de soldaten zijn aangepast. Allerlei soldatenkleding en –attributen zijn er te koop. Wat nogal tegenstrijdig oogt met het andere plaatselijke souvenir: de roos.

Die rozenproducten zijn eigenlijk niet iets van Eğirdir, maar van Isparta. Al van oudsher is de stad het middelpunt van de rozenproductie.  Allerlei handel wordt er gemaakt en verkocht op basis van rozenolie. Zeepjes, zalfjes, crème, shampoo, eau de toilette, parfum, watertjes, maar ook rozenijs en rozensnoep. De rozengeur is een weldaad voor de neus, de souvenirs zelf zijn vaak ‘oogverblindend mooi’. Eğirdir profiteert mee van de producten van de grote buurman, doordat het een geliefde stopplaats is op de weg van Konya naar Burdur. Voor de echte rozenstad moet je nog zo’n 30 kilometer naar het westen.

Als je in Eğirdir verblijft, is het best de moeite waard om Isparta te bezoeken. Een redelijk moderne, welvarende stad in Anatolië, die in niets lijkt op het beeld dat westerlingen vaak hebben van Turkse steden. Hoewel, de buitenwijken zijn van een ongelooflijke saaiheid, zoals in alle Turkse steden. De architectenopleiding in Turkije verdient echt een impuls. Maar de binnenstad is alleraardigst. Kleine straatjes met leuke winkels, barretjes, eettentjes. En een protserig park met een groot standbeeld van de Atatürk in Ispartavader des vaderlands, Atatürk, met aan zijn voeten de economische basis van de stad: de roos en de kelim. Want naast de geurtjesindustrie is de stad met name in het hele Midden-Oosten bekend om zijn handgeweven tapijten.

Ibrahim heeft ondertussen de çupra’s, in Nederland dorades geheten, op de barbecue liggen. Hoewel de rook de andere kant opgaat, ruik je de kruiden, die vermengt met het visvet het vuur van extra brandstof voorzien. Vandaag is het zeevis wat er op het menu staat, maar regelmatig wordt ook vis uit het meer geserveerd.
Het is al bijna donker en het terras zit al aardig vol met de pensiongasten. Ook de gasten van Lâle, het 50 meter verderop gelegen tweede optrekje van de compagnons, schuiven aan. Lâle is iets ruimer en moderner ingericht, heeft uitzicht op de zuidzijde van het meer, maar heeft verder geen voorzieningen. De gasten zijn aangewezen op de voorzieningen van Charly’s. Maar dat kan die extra gasten aan. Sterker nog, het is er op ingesteld. In 2013 is er zelfs een derde pension bijgekomen. Fulya is met veel aandacht voor de wat meer luxe en ruimte verlangende reiziger totaal gerenoveerd. De puntjes moeten op de i worden gezet door de ontbijtruimte en het dakterras af te werken. Als dat laatste klaar is, heb je het mooiste uitzicht van heel Eğirdir.

Uitzicht vanaf het dak van Fulya

 

 

De maan komt op en geeft het meer een zilveren glans. De gasten keuvelen gemoedelijk onder het genot van de verse vis en een lekker glas en zacht klinkt er 

Sunsetgitaarmuziek van boven. De Braziliaanse student, die op zijn wereldreis niet zonder zijn instrument kan, speelt een gevoelige melodie uit zijn thuisland. Zoals alle gasten hier, voelt hij de stemming feilloos aan. Zo moet Allah zijn schepping waarschijnlijk ooit bedoeld hebben.

1 Reactie

  1. Annelies:
    23 april 2013
    Weer een prachtig geschreven verhaal. Ron, je weet de sfeer geweldig te treffen!